CURSUSSEN VOOR VOLWASSENEN     CURSUSSEN VOOR KINDEREN     LEZINGEN     RONDLEIDINGEN     REIZEN     SCHOOLPROJECTEN     PUBLICATIES     ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK

 

 

Archeologisch

Onderzoek

Startpagina

 

Home     Nieuws     E-mail   

NOMADEN TUSSEN NIJL EN RODE ZEE

In 1994 ontstond er een samenwerking tussen de groep archeologen van het Berenike project en de zogenaamde Ababda nomaden, die de archeologen in Berenike assisteerden bij hun survey- en opgravingswerkzaamheden. Voor de archeologen was het van groot belang om te zien hoe de Ababda in de woestijn leefden, om dit te kunnen vergelijken met de bewoners van het gebied in de oudheid, terwijl het voor de Ababda fascinerend was dat er in Berenike sporen gevonden werden van hun nomadische voorouders.

 

De uitwisseling ging echter verder dan het archeologische werk in Berenike, waarbij de Ababda uit de omliggende dorpjes (Arab Saleh en Manazig) fungeerden als gidsen en gravers. Zo werd er gewerkt aan het opbouwen van een collectie van Ababda gebruiksvoorwerpen en werd er een bescheiden museum in Berenike ingericht, waarvan de collectie werd samengesteld en beschreven door een groep Ababda. Een en ander resulteerde uiteindelijk in 2002-2003 in een tentoonstelling in Nederland, in het Wereldmuseum te Rotterdam.

 

De Ababda behoren tot de zogenaamde Bedja-nomaden, die in delen van Egypte, Soedan en Eritrea leven. Het totale aantal Bedja bedraagt naar schatting circa 2,5 miljoen. De Ababda bewonen het zuidelijke deel van de oostelijke woestijn in Egypte, ten zuiden van de lijn Quft-Quseir. Ze zijn nauw verwant met de zogenaamde Bisjarin, die in Soedan leven. In tegenstelling tot de overige Bedja-stammen is de taal van de Ababda het Arabisch. De Ababda onderscheiden zich echter van de bedoeïenen, die van Arabische oorsprong zijn. De Arabieren kwamen in de zevende eeuw na Christus naar Egypte en brachten de islam. De mogelijke voorouders van de Ababda worden echter al genoemd door klassieke Griekse schrijvers en waren onder andere geduchte tegenstanders van de Romeinen. Reisverhalen beschrijven de Ababda zowel als betrouwbare gidsen en succesvolle handelaren, maar ook als zeer arme herders en wetteloze rovers.

Een deel van de Ababda woont inmiddels in Egyptische dorpen, zoals in Wadi Chariet in de Nijlvallei, of in Quseir of Marsa Alam aan de kust van de Rode Zee. Een ander deel trekt nog steeds in kleine groepjes met hun schapen, geiten en kamelen rond door het bergachtige gebied van de oostelijke woestijn.De bezittingen van de nog rondtrekkende Ababda zijn aangepast aan de nomadische leefwijze en zijn beperkt tot het allernoodzakelijkste. Hoewel tot in de twintigste eeuw de kameel het belangrijkste transportmiddel was om huis en haard te verplaatsen, hebben de meeste Ababda inmiddels een oude pick-up truck, die met zeer beperkte middelen, een groot technisch inzicht en veel improvisatie wordt onderhouden.

 

De Ababda economie is afhankelijk van de contacten met de Nijlvallei. Er is geld nodig voor de aankoop van meel, koffie, thee, suiker en benzine. Tegenwoordig werken veel Ababda als chauffeur of hebben een baantje in de bouw, terwijl de vrouwen en kinderen met de kuddes in de woestijn zijn. Vroeger trokken de Ababda mannen naar de Nijlvallei en hielpen de Nubiërs, in ruil voor graan, met de oogst. Andere traditionele bronnen van inkomsten zijn de ruil of verkoop van geitenharen weefsels en leren producten, het branden van houtskool en het verzamelen van kruiden; de oostelijke woestijn brengt namelijk een groot aantal kruiden voort, die zeer gewild zijn op de markt in Cairo. Een voorbeeld is handal, een extreem bittere meloensoort die uitwendig wordt gebruikt tegen pijnlijke gewrichten.